• on·aan·ge·daan
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onaangedaan onaangedaner onaangedaanst
verbogen onaangedane onaangedanere onaangedaanste
partitief onaangedaans onaangedaners -

onaangedaan [1]

  1. geen teken gevend van blijdschap, droefheid of andere emotie
    • Inmiddels heeft het groepje (de 34 Delfin-passagiers worden opgesplitst in drie handzame clubjes die op die manier volop van alle ervaringen kunnen genieten) alweer een grote schildpad ontdekt, die onaangedaan prehistorisch ligt te wezen tussen de plantenresten.[2] 
    • Ook deze keer reageerde Van Gerwen onaangedaan. De man die al een paar jaar het darts met ijzerend hand regeert won opnieuw een set met 3-0. Dat hij in de laatste leg twee keer op een rij een pijl achterin in een andere pijl gooide, kon daar niks aan veranderen.[3] 
98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf MARJOLEIN SCHIPPER 18 jan. 2018
  3. de Telegraaf 31 dec. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be