Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lauw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tussen heet en koud’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lauw lauwer lauwst
verbogen lauwe lauwere lauwste
partitief lauws lauwers -

Bijvoeglijk naamwoord

lauw

  1. een temperatuuraanduiding die tussen warm en koud ligt
    • Hij vindt het niet lekker om zich met lauw water te wassen. 
  2. (figuurlijk) weinig zeggend, onverschillig
    • Een lauwe reactie. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen