omstoten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van omstoten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omstoten | om te stoten | ||||||||
toekomend | zullen omstoten om zullen stoten |
te zullen omstoten om te zullen stoten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgestoten | te hebben omgestoten | ||||||||
toekomend | omgestoten zullen hebben | omgestoten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omstotend | omgestoten | ev. stoot om |
mv. verouderd stoot om |
stote om (bijzin) omstote | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stoot om | stoot om | stoot om | stoot om | stoot om | stoten om | stoten om | stoten om | |||
verleden (o.v.t.) | stootte om/ stiet om | stootte om/ stiet om | stootte om/ stiet om | stoottet om | stootte om/ stiet om | stootten om/ stieten om | stootten om/ stieten om | stootten om/ stieten om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omstoten | zult/zal omstoten | zult/zal omstoten | zult omstoten | zal omstoten | zullen omstoten | zullen omstoten | zullen omstoten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omstoten | zou omstoten | zou(dt) omstoten | zoudt omstoten | zou omstoten | zouden omstoten | zouden omstoten | zouden omstoten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omstoot | omstoot | omstoot | omstoot | omstoot | omstoten | omstoten | omstoten | |||
verleden (o.v.t.) | omstootte/ omstiet | omstootte/ omstiet | omstootte/ omstiet | omstoottet | omstootte/ omstiet | omstootten/ omstieten | omstootten/ omstieten | omstootten/ omstieten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omstoten om zal stoten |
zult/zal omstoten om zult/zal stoten |
zult/zal omstoten om zult/zal stoten |
zult omstoten om zult stoten |
zal omstoten om zal stoten |
zullen omstoten om zullen stoten |
zullen omstoten om zullen stoten |
zullen omstoten om zullen stoten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omstoten om zou stoten |
zou omstoten om zou stoten |
zou(dt) omstoten om zou(dt) stoten |
zoudt omstoten om zoudt stoten |
zou omstoten om zou stoten |
zouden omstoten om zouden stoten |
zouden omstoten om zouden stoten |
zouden omstoten om zouden stoten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgestoten | hebt omgestoten | hebt/heeft omgestoten | hebt omgestoten | heeft omgestoten | hebben omgestoten | hebben omgestoten | hebben omgestoten | |||
verleden (v.v.t.) | had omgestoten | had omgestoten | had omgestoten | hadt omgestoten | had omgestoten | hadden omgestoten | hadden omgestoten | hadden omgestoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgestoten hebben | zal/zult omgestoten hebben | zult/zal omgestoten hebben | zult omgestoten hebben | zal omgestoten hebben | zullen omgestoten hebben | zullen omgestoten hebben | zullen omgestoten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgestoten hebben | zou omgestoten hebben | zou/zoudt omgestoten hebben | zoudt omgestoten hebben | zou omgestoten hebben | zouden omgestoten hebben | zouden omgestoten hebben | zouden omgestoten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgestoten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgestoten | er is omgestoten | |||||||||
verleden | er werd omgestoten | er was omgestoten | |||||||||
toekomend | er zal omgestoten worden | er zal omgestoten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgestoten worden | er zou omgestoten zijn | |||||||||
lijdende vorm omgestoten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgestoten worden | omgestoten te worden | ||||||||
toekomend | omgestoten zullen worden | omgestoten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgestoten zijn | omgestoten te zijn | ||||||||
toekomend | omgestoten zullen zijn | omgestoten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgestoten | wordt omgestoten | wordt omgestoten | wordt omgestoten | wordt omgestoten | worden omgestoten | worden omgestoten | worden omgestoten | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgestoten | werd omgestoten | werd omgestoten | werdt omgestoten | werd omgestoten | werden omgestoten | werden omgestoten | werden omgestoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgestoten worden | zult omgestoten worden | zult omgestoten worden | zult omgestoten worden | zal omgestoten worden | zullen omgestoten worden | zullen omgestoten worden | zullen omgestoten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgestoten worden | zou omgestoten worden | zou/zoudt omgestoten worden | zoudt omgestoten worden | zou omgestoten worden | zouden omgestoten worden | zouden omgestoten worden | zouden omgestoten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgestoten | bent omgestoten | bent/is omgestoten | zijt omgestoten | is omgestoten | zijn omgestoten | zijn omgestoten | zijn omgestoten | |||
verleden (v.v.t.) | was omgestoten | was omgestoten | was omgestoten | waart omgestoten | was omgestoten | waren omgestoten | waren omgestoten | waren omgestoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgestoten zijn | zult omgestoten zijn | zult omgestoten zijn | zult omgestoten zijn | zal omgestoten zijn | zullen omgestoten zijn | zullen omgestoten zijn | zullen omgestoten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgestoten zijn | zou omgestoten zijn | zou/zoudt omgestoten zijn | zoudt omgestoten zijn | zou omgestoten zijn | zouden omgestoten zijn | zouden omgestoten zijn | zouden omgestoten zijn |