Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·stoot·ten

Werkwoord

vervoeging van
omstoten

omstootten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omstoten
    • ...dat wij omstootten. 
    • ...dat jullie omstootten. 
    • ...dat zij omstootten.