worstelaars die elkaar omklemmen
  • om·klem·men

omklemmen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omklemmen
omklemde
omklemd
zwak -d volledig
  1. iets heel stevig vasthouden
    • Het begon allemaal met dat fantastische spandoek in Vak P. Op het immense doek was een kale waarzegger in de gedaante van een duivel te zien, die in een glazen bol de KNVB-beker omklemde. En het eindigde met een euforische ereronde waarbij het wel leek alsof de titel en de beker net binnen was gehaald.[2] 
    • In 1974 leverden George Foreman en Mohammed Ali een boksgevecht dat als The Rumble in the Jungle legendarisch zou worden. Ali was de danser, die de stoten van zijn tegenstander ontweek. Maar in Kinshasa had hij een andere tactiek, die de rope-a-dope zou worden genoemd. Ali de energieke ging in de touwen hangen, liet zijn tegenstander komen en putte hem uit door hem te omklemmen en over hem heen te hangen. Toen Foreman aan het einde van zijn krachten was, sloeg Ali toe: vijf stoten en een afmaker volstonden.[3] 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Erik Hogeboom 22-04-09,
  3. Volkskrant Ariejan Korteweg 10 december 2016,
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be