• om·vat·ten

omvatten

  1. overgankelijk binnen zich insluiten
    • De les omvatte ook een oefening van de geleerde oplosbaarheidsregels. 
vervoeging van
omvatten

omvatten

  1. meervoud verleden tijd van omvatten
    • Wij omvatten. 
    • Jullie omvatten. 
    • Zij omvatten. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be