ombrengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ombrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ombrengen | om te brengen | ||||||||
toekomend | zullen ombrengen om zullen brengen |
te zullen ombrengen om te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgebracht | te hebben omgebracht | ||||||||
toekomend | omgebracht zullen hebben | omgebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ombrengend | omgebracht | ev. breng om |
mv. verouderd brengt om |
brenge om (bijzin) ombrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng om | brengt om | brengt om | brengt om | brengt om | brengen om | brengen om | brengen om | |||
verleden (o.v.t.) | bracht om | bracht om | bracht om | bracht om | bracht om | brachten om | brachten om | brachten om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ombrengen | zult/zal ombrengen | zult/zal ombrengen | zult ombrengen | zal ombrengen | zullen ombrengen | zullen ombrengen | zullen ombrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ombrengen | zou ombrengen | zou(dt) ombrengen | zoudt ombrengen | zou ombrengen | zouden ombrengen | zouden ombrengen | zouden ombrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | ombreng | ombrengt | ombrengt | ombrengt | ombrengt | ombrengen | ombrengen | ombrengen | |||
verleden (o.v.t.) | ombracht | ombracht | ombracht | ombracht | ombracht | ombrachten | ombrachten | ombrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ombrengen om zal brengen |
zult/zal ombrengen om zult/zal brengen |
zult/zal ombrengen om zult/zal brengen |
zult ombrengen om zult brengen |
zal ombrengen om zal brengen |
zullen ombrengen om zullen brengen |
zullen ombrengen om zullen brengen |
zullen ombrengen om zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ombrengen om zou brengen |
zou ombrengen om zou brengen |
zou(dt) ombrengen om zou(dt) brengen |
zoudt ombrengen om zoudt brengen |
zou ombrengen om zou brengen |
zouden ombrengen om zouden brengen |
zouden ombrengen om zouden brengen |
zouden ombrengen om zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgebracht | hebt omgebracht | hebt/heeft omgebracht | hebt omgebracht | heeft omgebracht | hebben omgebracht | hebben omgebracht | hebben omgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had omgebracht | had omgebracht | had omgebracht | hadt omgebracht | had omgebracht | hadden omgebracht | hadden omgebracht | hadden omgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgebracht hebben | zal/zult omgebracht hebben | zult/zal omgebracht hebben | zult omgebracht hebben | zal omgebracht hebben | zullen omgebracht hebben | zullen omgebracht hebben | zullen omgebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgebracht hebben | zou omgebracht hebben | zou/zoudt omgebracht hebben | zoudt omgebracht hebben | zou omgebracht hebben | zouden omgebracht hebben | zouden omgebracht hebben | zouden omgebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgebracht | er is omgebracht | |||||||||
verleden | er werd omgebracht | er was omgebracht | |||||||||
toekomend | er zal omgebracht worden | er zal omgebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgebracht worden | er zou omgebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm omgebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgebracht worden | omgebracht te worden | ||||||||
toekomend | omgebracht zullen worden | omgebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgebracht zijn | omgebracht te zijn | ||||||||
toekomend | omgebracht zullen zijn | omgebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgebracht | wordt omgebracht | wordt omgebracht | wordt omgebracht | wordt omgebracht | worden omgebracht | worden omgebracht | worden omgebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgebracht | werd omgebracht | werd omgebracht | werdt omgebracht | werd omgebracht | werden omgebracht | werden omgebracht | werden omgebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgebracht worden | zult omgebracht worden | zult omgebracht worden | zult omgebracht worden | zal omgebracht worden | zullen omgebracht worden | zullen omgebracht worden | zullen omgebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgebracht worden | zou omgebracht worden | zou/zoudt omgebracht worden | zoudt omgebracht worden | zou omgebracht worden | zouden omgebracht worden | zouden omgebracht worden | zouden omgebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgebracht | bent omgebracht | bent/is omgebracht | zijt omgebracht | is omgebracht | zijn omgebracht | zijn omgebracht | zijn omgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was omgebracht | was omgebracht | was omgebracht | waart omgebracht | was omgebracht | waren omgebracht | waren omgebracht | waren omgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgebracht zijn | zult omgebracht zijn | zult omgebracht zijn | zult omgebracht zijn | zal omgebracht zijn | zullen omgebracht zijn | zullen omgebracht zijn | zullen omgebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgebracht zijn | zou omgebracht zijn | zou/zoudt omgebracht zijn | zoudt omgebracht zijn | zou omgebracht zijn | zouden omgebracht zijn | zouden omgebracht zijn | zouden omgebracht zijn |