offeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van offeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | offeren | te offeren | ||||||||
toekomend | zullen offeren | te zullen offeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geofferd | te hebben geofferd | ||||||||
toekomend | geofferd zullen hebben | geofferd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
offerend | geofferd | ev. offer |
mv. verouderd offert |
offere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | offer | offert | offert | offert | offert | offeren | offeren | offeren | |||
verleden (o.v.t.) | offerde | offerde | offerde | offerde | offerde | offerden | offerden | offerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal offeren | zult/zal offeren | zult/zal offeren | zult offeren | zal offeren | zullen offeren | zullen offeren | zullen offeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou offeren | zou offeren | zou(dt) offeren | zoudt offeren | zou offeren | zouden offeren | zouden offeren | zouden offeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geofferd | hebt geofferd | hebt/heeft geofferd | hebt geofferd | heeft geofferd | hebben geofferd | hebben geofferd | hebben geofferd | |||
verleden (v.v.t.) | had geofferd | had geofferd | had geofferd | hadt geofferd | had geofferd | hadden geofferd | hadden geofferd | hadden geofferd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geofferd hebben | zal/zult geofferd hebben | zult/zal geofferd hebben | zult geofferd hebben | zal geofferd hebben | zullen geofferd hebben | zullen geofferd hebben | zullen geofferd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geofferd hebben | zou geofferd hebben | zou/zoudt geofferd hebben | zoudt geofferd hebben | zou geofferd hebben | zouden geofferd hebben | zouden geofferd hebben | zouden geofferd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geofferd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geofferd | er is geofferd | |||||||||
verleden | er werd geofferd | er was geofferd | |||||||||
toekomend | er zal geofferd worden | er zal geofferd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geofferd worden | er zou geofferd zijn | |||||||||
lijdende vorm geofferd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geofferd worden | geofferd te worden | ||||||||
toekomend | geofferd zullen worden | geofferd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geofferd zijn | geofferd te zijn | ||||||||
toekomend | geofferd zullen zijn | geofferd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geofferd | wordt geofferd | wordt geofferd | wordt geofferd | wordt geofferd | worden geofferd | worden geofferd | worden geofferd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geofferd | werd geofferd | werd geofferd | werdt geofferd | werd geofferd | werden geofferd | werden geofferd | werden geofferd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geofferd worden | zult geofferd worden | zult geofferd worden | zult geofferd worden | zal geofferd worden | zullen geofferd worden | zullen geofferd worden | zullen geofferd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geofferd worden | zou geofferd worden | zou/zoudt geofferd worden | zoudt geofferd worden | zou geofferd worden | zouden geofferd worden | zouden geofferd worden | zouden geofferd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geofferd | bent geofferd | bent/is geofferd | zijt geofferd | is geofferd | zijn geofferd | zijn geofferd | zijn geofferd | |||
verleden (v.v.t.) | was geofferd | was geofferd | was geofferd | waart geofferd | was geofferd | waren geofferd | waren geofferd | waren geofferd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geofferd zijn | zult geofferd zijn | zult geofferd zijn | zult geofferd zijn | zal geofferd zijn | zullen geofferd zijn | zullen geofferd zijn | zullen geofferd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geofferd zijn | zou geofferd zijn | zou/zoudt geofferd zijn | zoudt geofferd zijn | zou geofferd zijn | zouden geofferd zijn | zouden geofferd zijn | zouden geofferd zijn |