notificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van notificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | notificeren | te notificeren | ||||||||
toekomend | zullen notificeren | te zullen notificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genotificeerd | te hebben genotificeerd | ||||||||
toekomend | genotificeerd zullen hebben | genotificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
notificerend | genotificeerd | ev. notificeer |
mv. verouderd notificeert |
notificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | notificeer | notificeert | notificeert | notificeert | notificeert | notificeren | notificeren | notificeren | |||
verleden (o.v.t.) | notificeerde | notificeerde | notificeerde | notificeerde | notificeerde | notificeerden | notificeerden | notificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal notificeren | zult/zal notificeren | zult/zal notificeren | zult notificeren | zal notificeren | zullen notificeren | zullen notificeren | zullen notificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou notificeren | zou notificeren | zou(dt) notificeren | zoudt notificeren | zou notificeren | zouden notificeren | zouden notificeren | zouden notificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genotificeerd | hebt genotificeerd | hebt/heeft genotificeerd | hebt genotificeerd | heeft genotificeerd | hebben genotificeerd | hebben genotificeerd | hebben genotificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had genotificeerd | had genotificeerd | had genotificeerd | hadt genotificeerd | had genotificeerd | hadden genotificeerd | hadden genotificeerd | hadden genotificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genotificeerd hebben | zal/zult genotificeerd hebben | zult/zal genotificeerd hebben | zult genotificeerd hebben | zal genotificeerd hebben | zullen genotificeerd hebben | zullen genotificeerd hebben | zullen genotificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genotificeerd hebben | zou genotificeerd hebben | zou/zoudt genotificeerd hebben | zoudt genotificeerd hebben | zou genotificeerd hebben | zouden genotificeerd hebben | zouden genotificeerd hebben | zouden genotificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm genotificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt genotificeerd | er is genotificeerd | |||||||||
verleden | er werd genotificeerd | er was genotificeerd | |||||||||
toekomend | er zal genotificeerd worden | er zal genotificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou genotificeerd worden | er zou genotificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm genotificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | genotificeerd worden | genotificeerd te worden | ||||||||
toekomend | genotificeerd zullen worden | genotificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | genotificeerd zijn | genotificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | genotificeerd zullen zijn | genotificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word genotificeerd | wordt genotificeerd | wordt genotificeerd | wordt genotificeerd | wordt genotificeerd | worden genotificeerd | worden genotificeerd | worden genotificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd genotificeerd | werd genotificeerd | werd genotificeerd | werdt genotificeerd | werd genotificeerd | werden genotificeerd | werden genotificeerd | werden genotificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal genotificeerd worden | zult genotificeerd worden | zult genotificeerd worden | zult genotificeerd worden | zal genotificeerd worden | zullen genotificeerd worden | zullen genotificeerd worden | zullen genotificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou genotificeerd worden | zou genotificeerd worden | zou/zoudt genotificeerd worden | zoudt genotificeerd worden | zou genotificeerd worden | zouden genotificeerd worden | zouden genotificeerd worden | zouden genotificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben genotificeerd | bent genotificeerd | bent/is genotificeerd | zijt genotificeerd | is genotificeerd | zijn genotificeerd | zijn genotificeerd | zijn genotificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was genotificeerd | was genotificeerd | was genotificeerd | waart genotificeerd | was genotificeerd | waren genotificeerd | waren genotificeerd | waren genotificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genotificeerd zijn | zult genotificeerd zijn | zult genotificeerd zijn | zult genotificeerd zijn | zal genotificeerd zijn | zullen genotificeerd zijn | zullen genotificeerd zijn | zullen genotificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genotificeerd zijn | zou genotificeerd zijn | zou/zoudt genotificeerd zijn | zoudt genotificeerd zijn | zou genotificeerd zijn | zouden genotificeerd zijn | zouden genotificeerd zijn | zouden genotificeerd zijn |