• nog·al wie·des

nogal wiedes

  1. heel vanzelfsprekend en logisch, zodat er niet over gediscussieerd kan of hoeft te worden
    • En, nogal wiedes: uit dicht bevolkte gebieden komen meer klachten dan dunbevolkte. "Als een zware Boeing 747 over de regio Amsterdam scheert, dan knalt de telefoon uit de muur," zegt manager Broeke. "Gaat die over het Groene Hart, dan krijg je hooguit een paar reacties." [3] 
    • Nogal wiedes en een open deur, zou je zeggen, maar Cocu zei het in Rotterdam tegen iedereen die het maar horen wilde. "Wij moeten zelf onze wedstrijden blijven winnen en hopen op een foutje van de concurrentie. Het is een andere uitgangspositie dan vorig jaar, waarin je er alleen voor moet zorgen dat je zelf wint om het gat zo groot mogelijk te houden." [4] 
    • O ja, ook rechtvaardiger belastingen, maar dat lijkt me nogal wiedes. [5]