nevel
- ne·vel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nevel | nevelen nevels |
verkleinwoord | neveltje | neveltjes |
de nevel m
- hoeveelheid fijn verstoven vloeistof
- (meteorologie) wolken in de nabijheid van de grond, ontstaan door plaatselijke oorzaken zoals door afkoeling of door menging van koude met warme vochtige lucht
- Wanneer het zicht meer dan 1 en minder dan 2 km bedraagt spreekt men van nevel.
- (astronomie) nevelvlek, sterrennevel
- absorptienevel, Andromedanevel, avondnevel, krabnevel, ochtendnevel, Oernevel, planeetnevel, ringnevel, sluiernevel, spiraalnevel, zeenevel
2. wolken in de nabijheid van de grond, ontstaan door plaatselijke oorzaken zoals door afkoeling of door menging van koude met warme vochtige lucht
vervoeging van |
---|
nevelen |
nevel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nevelen
- Ik nevel.
- gebiedende wijs van nevelen
- Nevel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nevelen
- Nevel je?
- Het woord nevel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nevel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nevel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nevel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be