naspelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van naspelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | naspelen | na te spelen | ||||||||
toekomend | zullen naspelen na zullen spelen |
te zullen naspelen na te zullen spelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagespeeld | te hebben nagespeeld | ||||||||
toekomend | nagespeeld zullen hebben | nagespeeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
naspelend | nagespeeld | ev. speel na |
mv. verouderd speelt na |
spele na (bijzin) naspele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | speel na | speelt na | speelt na | speelt na | speelt na | spelen na | spelen na | spelen na | |||
verleden (o.v.t.) | speelde na | speelde na | speelde na | speelde na | speelde na | speelden na | speelden na | speelden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naspelen | zult/zal naspelen | zult/zal naspelen | zult naspelen | zal naspelen | zullen naspelen | zullen naspelen | zullen naspelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naspelen | zou naspelen | zou(dt) naspelen | zoudt naspelen | zou naspelen | zouden naspelen | zouden naspelen | zouden naspelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | naspeel | naspeelt | naspeelt | naspeelt | naspeelt | naspelen | naspelen | naspelen | |||
verleden (o.v.t.) | naspeelde | naspeelde | naspeelde | naspeelde | naspeelde | naspeelden | naspeelden | naspeelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naspelen na zal spelen |
zult/zal naspelen na zult/zal spelen |
zult/zal naspelen na zult/zal spelen |
zult naspelen na zult spelen |
zal naspelen na zal spelen |
zullen naspelen na zullen spelen |
zullen naspelen na zullen spelen |
zullen naspelen na zullen spelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naspelen na zou spelen |
zou naspelen na zou spelen |
zou(dt) naspelen na zou(dt) spelen |
zoudt naspelen na zoudt spelen |
zou naspelen na zou spelen |
zouden naspelen na zouden spelen |
zouden naspelen na zouden spelen |
zouden naspelen na zouden spelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagespeeld | hebt nagespeeld | hebt/heeft nagespeeld | hebt nagespeeld | heeft nagespeeld | hebben nagespeeld | hebben nagespeeld | hebben nagespeeld | |||
verleden (v.v.t.) | had nagespeeld | had nagespeeld | had nagespeeld | hadt nagespeeld | had nagespeeld | hadden nagespeeld | hadden nagespeeld | hadden nagespeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagespeeld hebben | zal/zult nagespeeld hebben | zult/zal nagespeeld hebben | zult nagespeeld hebben | zal nagespeeld hebben | zullen nagespeeld hebben | zullen nagespeeld hebben | zullen nagespeeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagespeeld hebben | zou nagespeeld hebben | zou/zoudt nagespeeld hebben | zoudt nagespeeld hebben | zou nagespeeld hebben | zouden nagespeeld hebben | zouden nagespeeld hebben | zouden nagespeeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagespeeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagespeeld | er is nagespeeld | |||||||||
verleden | er werd nagespeeld | er was nagespeeld | |||||||||
toekomend | er zal nagespeeld worden | er zal nagespeeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagespeeld worden | er zou nagespeeld zijn | |||||||||
lijdende vorm nagespeeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagespeeld worden | nagespeeld te worden | ||||||||
toekomend | nagespeeld zullen worden | nagespeeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagespeeld zijn | nagespeeld te zijn | ||||||||
toekomend | nagespeeld zullen zijn | nagespeeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagespeeld | wordt nagespeeld | wordt nagespeeld | wordt nagespeeld | wordt nagespeeld | worden nagespeeld | worden nagespeeld | worden nagespeeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagespeeld | werd nagespeeld | werd nagespeeld | werdt nagespeeld | werd nagespeeld | werden nagespeeld | werden nagespeeld | werden nagespeeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagespeeld worden | zult nagespeeld worden | zult nagespeeld worden | zult nagespeeld worden | zal nagespeeld worden | zullen nagespeeld worden | zullen nagespeeld worden | zullen nagespeeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagespeeld worden | zou nagespeeld worden | zou/zoudt nagespeeld worden | zoudt nagespeeld worden | zou nagespeeld worden | zouden nagespeeld worden | zouden nagespeeld worden | zouden nagespeeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagespeeld | bent nagespeeld | bent/is nagespeeld | zijt nagespeeld | is nagespeeld | zijn nagespeeld | zijn nagespeeld | zijn nagespeeld | |||
verleden (v.v.t.) | was nagespeeld | was nagespeeld | was nagespeeld | waart nagespeeld | was nagespeeld | waren nagespeeld | waren nagespeeld | waren nagespeeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagespeeld zijn | zult nagespeeld zijn | zult nagespeeld zijn | zult nagespeeld zijn | zal nagespeeld zijn | zullen nagespeeld zijn | zullen nagespeeld zijn | zullen nagespeeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagespeeld zijn | zou nagespeeld zijn | zou/zoudt nagespeeld zijn | zoudt nagespeeld zijn | zou nagespeeld zijn | zouden nagespeeld zijn | zouden nagespeeld zijn | zouden nagespeeld zijn |