naschilderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van naschilderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | naschilderen | na te schilderen | ||||||||
toekomend | zullen naschilderen na zullen schilderen |
te zullen naschilderen na te zullen schilderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nageschilderd | te hebben nageschilderd | ||||||||
toekomend | nageschilderd zullen hebben | nageschilderd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
naschilderend | nageschilderd | ev. schilder na |
mv. verouderd schildert na |
schildere na (bijzin) naschildere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | schilder na | schildert na | schildert na | schildert na | schildert na | schilderen na | schilderen na | schilderen na | |||
verleden (o.v.t.) | schilderde na | schilderde na | schilderde na | schilderde na | schilderde na | schilderden na | schilderden na | schilderden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naschilderen | zult/zal naschilderen | zult/zal naschilderen | zult naschilderen | zal naschilderen | zullen naschilderen | zullen naschilderen | zullen naschilderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naschilderen | zou naschilderen | zou(dt) naschilderen | zoudt naschilderen | zou naschilderen | zouden naschilderen | zouden naschilderen | zouden naschilderen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | naschilder | naschildert | naschildert | naschildert | naschildert | naschilderen | naschilderen | naschilderen | |||
verleden (o.v.t.) | naschilderde | naschilderde | naschilderde | naschilderde | naschilderde | naschilderden | naschilderden | naschilderden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naschilderen na zal schilderen |
zult/zal naschilderen na zult/zal schilderen |
zult/zal naschilderen na zult/zal schilderen |
zult naschilderen na zult schilderen |
zal naschilderen na zal schilderen |
zullen naschilderen na zullen schilderen |
zullen naschilderen na zullen schilderen |
zullen naschilderen na zullen schilderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naschilderen na zou schilderen |
zou naschilderen na zou schilderen |
zou(dt) naschilderen na zou(dt) schilderen |
zoudt naschilderen na zoudt schilderen |
zou naschilderen na zou schilderen |
zouden naschilderen na zouden schilderen |
zouden naschilderen na zouden schilderen |
zouden naschilderen na zouden schilderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nageschilderd | hebt nageschilderd | hebt/heeft nageschilderd | hebt nageschilderd | heeft nageschilderd | hebben nageschilderd | hebben nageschilderd | hebben nageschilderd | |||
verleden (v.v.t.) | had nageschilderd | had nageschilderd | had nageschilderd | hadt nageschilderd | had nageschilderd | hadden nageschilderd | hadden nageschilderd | hadden nageschilderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nageschilderd hebben | zal/zult nageschilderd hebben | zult/zal nageschilderd hebben | zult nageschilderd hebben | zal nageschilderd hebben | zullen nageschilderd hebben | zullen nageschilderd hebben | zullen nageschilderd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nageschilderd hebben | zou nageschilderd hebben | zou/zoudt nageschilderd hebben | zoudt nageschilderd hebben | zou nageschilderd hebben | zouden nageschilderd hebben | zouden nageschilderd hebben | zouden nageschilderd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nageschilderd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nageschilderd | er is nageschilderd | |||||||||
verleden | er werd nageschilderd | er was nageschilderd | |||||||||
toekomend | er zal nageschilderd worden | er zal nageschilderd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nageschilderd worden | er zou nageschilderd zijn | |||||||||
lijdende vorm nageschilderd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nageschilderd worden | nageschilderd te worden | ||||||||
toekomend | nageschilderd zullen worden | nageschilderd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nageschilderd zijn | nageschilderd te zijn | ||||||||
toekomend | nageschilderd zullen zijn | nageschilderd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nageschilderd | wordt nageschilderd | wordt nageschilderd | wordt nageschilderd | wordt nageschilderd | worden nageschilderd | worden nageschilderd | worden nageschilderd | |||
verleden (o.v.t.) | werd nageschilderd | werd nageschilderd | werd nageschilderd | werdt nageschilderd | werd nageschilderd | werden nageschilderd | werden nageschilderd | werden nageschilderd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nageschilderd worden | zult nageschilderd worden | zult nageschilderd worden | zult nageschilderd worden | zal nageschilderd worden | zullen nageschilderd worden | zullen nageschilderd worden | zullen nageschilderd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nageschilderd worden | zou nageschilderd worden | zou/zoudt nageschilderd worden | zoudt nageschilderd worden | zou nageschilderd worden | zouden nageschilderd worden | zouden nageschilderd worden | zouden nageschilderd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nageschilderd | bent nageschilderd | bent/is nageschilderd | zijt nageschilderd | is nageschilderd | zijn nageschilderd | zijn nageschilderd | zijn nageschilderd | |||
verleden (v.v.t.) | was nageschilderd | was nageschilderd | was nageschilderd | waart nageschilderd | was nageschilderd | waren nageschilderd | waren nageschilderd | waren nageschilderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nageschilderd zijn | zult nageschilderd zijn | zult nageschilderd zijn | zult nageschilderd zijn | zal nageschilderd zijn | zullen nageschilderd zijn | zullen nageschilderd zijn | zullen nageschilderd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nageschilderd zijn | zou nageschilderd zijn | zou/zoudt nageschilderd zijn | zoudt nageschilderd zijn | zou nageschilderd zijn | zouden nageschilderd zijn | zouden nageschilderd zijn | zouden nageschilderd zijn |