1. Een nachtkast uit de jaren 30 van de 20e eeuw.
  • nacht·kast
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtkast nachtkasten
verkleinwoord nachtkastje nachtkastjes

de nachtkastv / m

  1. lage kast of tafel zonder laden die bij het hoofdeinde van het bed staat
    • Hij had de foto van zijn overleden vrouw op het nachtkastje staan 
     Op dit moment liggen op mijn nachtkast vooral actiethrillers van Stephen King of Wilbur Smith.[3]
     Pas in het pikkedonker toont hij zijn ware gezicht. Vervolgens wordt dat verlicht door de blauwe cijfers van de digitale wekker op het nachtkastje: 04.44.[4]
  • Het verkleinwoord "nachtkastje" is de meer gangbare vorm.
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Advertentie in: De Maasbode   (13-04-1873), Rotterdam, p. 4 op Delpher.nl  
  3.   Weblink bron
    Roel van Gerven interview door Floor Zijp
    “‘We kijken oorlogsfilms en spelen schietspellen’” (10 januari 2019) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Harstad, Johan
    “Max, Mischa & Het Tet-offensief” (2017), ISBN 9789057598494, p. 14