• nacht·kast·je

het nachtkastjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nachtkast
     Op een nachtkastje stond een foto van een man in een Engels luitenantsuniform.[1]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be