Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mous·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gerecht van stijfgeklopte room’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mousse mousses
verkleinwoord moussetje moussetjes

Zelfstandig naamwoord

de moussev / m

  1. (voeding) Een licht en luchtig (na)gerecht van zoete of hartige ingrediënten. De basis vormt een vla van eidooier waardoor stijf geslagen eiwit en/of slagroom wordt geschept tot een gelijkmatig geheel.
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • mousse
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Franse woord mousse.
vervoeging
onbepaalde wijs to  mousse 
he/she/it  mousses 
verleden tijd  moussed 
voltooid
deelwoord
 moussed 
onvoltooid
deelwoord
 moussing 
gebiedende wijs  mousse 

Werkwoord

mousse

  1. overgankelijk haar met haarcrème in vorm brengen
enkelvoud meervoud
mousse mousses

Zelfstandig naamwoord

mousse

  1. (kookkunst) mousse
  2. (kookkunst) crème
  3. haarcrème
  4. (techniek) schuimrubber vulling voor lekvrije banden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
 
La mousse
 
Le mousse


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mousse     la mousse     mousses     les mousses  

Zelfstandig naamwoord

mousse v

  1. schuim, luchtige massa
  2. (plantkunde) mos
Synoniemen
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mousse     le mousse     mousses     les mousses  

Zelfstandig naamwoord

mousse m

  1. (scheepvaart) scheepsjongen