• mo·no·gra·fie
enkelvoud meervoud
naamwoord monografie monografieën
verkleinwoord monografietje monografietjes

de monografiev

  1. een wetenschappelijk boek of verhandeling over één onderwerp of een beperkte groep van samenhangende onderwerpen, in het algemeen geschreven door één auteur
    • Hij is nog jong, Chris Seutorius, amper 31. Maar afgaand op zijn gedrag schat je hem makkelijk een stuk ouder in. Dat komt doordat hij het gevoel heeft dat het brandpunt van zijn leven al ver achter hem ligt, en daar heeft hij zijn bestaan ook op ingericht. Toekomstplannen heeft hij niet, hij heeft kind noch kraai, was jaren manusje-van-alles voor een antiquair-oplichter, een echte baan heeft hij nooit gehad. Een winnend lot maakt van hem een rijk man. Met het geld koopt hij tijd om een monografie te schrijven over de vijftiende-eeuwse filosoof Pico della Mirandola en ‘een luie zetel met uitzicht op het verleden’. [3] 
    • Van Norren kon, dankzij een geldprijs die ze kreeg van Sieger White Stichting, een app en een boek maken van haar werken met de titel 'You tell me words don't matter?'. Daarin kwamen ook de vijf doeken geïnspireerd op de uitspraken van Obama. Ze vatte het plan op om de monografie naar het Witte Huis op te sturen. [4] 
94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. monografie op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard VRIJDAG 7 APRIL 2017
  4. Tubantia Esther de Kloe 29-08-15
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • IPA: /mɔnɔgrafɪjɛ/
  • mo·no·gra·fie
  • Samenstelling met het voorvoegsel mono- en met het achtervoegsel -grafie

monografie v

  1. monografie; een wetenschappelijk boek of verhandeling over één onderwerp of een beperkte groep van samenhangende onderwerpen, in het algemeen geschreven door één auteur