moerbei
- moer·bei
- van Middelnederlands moerbeye, in de betekenis van ‘vrucht’ aangetroffen vanaf 1351 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | moerbei | moerbeien |
verkleinwoord | moerbeitje | moerbeitjes |
- (bloemplanten) een geslacht Morus van tien tot zestien soorten bladverliezende bomen uit de moerbeifamilie (Moraceae ). De planten komen van nature voor in de warm-gematigde streken en subtropische regio's van Azië, Afrika en Noord-Amerika. De meeste soorten komen van nature voor in Azië. In Europa komt de moerbeiboom in zuid-oost Hongarije in het wild voor
- (fruit) op een braam gelijkende vrucht van een moerbeiboom
- moerbeifamilie
- moerbeiblad, moerbeiboom, moerbeiengelei, moerbeihout, moerbeisap, moerbeistadium, moerbeistruik, moerbeitop, moerbeivlinder, moerbeizij, moerbeizijde
1.
- Het woord moerbei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "moerbei" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "moerbei" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ moerbei op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be