mismeesteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van mismeesteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | mismeesteren | te mismeesteren | ||||||||
toekomend | zullen mismeesteren | te zullen mismeesteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben mismeesterd | te hebben mismeesterd | ||||||||
toekomend | mismeesterd zullen hebben | mismeesterd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
mismeesterend | mismeesterd | ev. mismeester |
mv. verouderd mismeestert |
mismeestere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | mismeester | mismeestert | mismeestert | mismeestert | mismeestert | mismeesteren | mismeesteren | mismeesteren | |||
verleden (o.v.t.) | mismeesterde | mismeesterde | mismeesterde | mismeesterde | mismeesterde | mismeesterden | mismeesterden | mismeesterden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal mismeesteren | zult/zal mismeesteren | zult/zal mismeesteren | zult mismeesteren | zal mismeesteren | zullen mismeesteren | zullen mismeesteren | zullen mismeesteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou mismeesteren | zou mismeesteren | zou(dt) mismeesteren | zoudt mismeesteren | zou mismeesteren | zouden mismeesteren | zouden mismeesteren | zouden mismeesteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb mismeesterd | hebt mismeesterd | hebt/heeft mismeesterd | hebt mismeesterd | heeft mismeesterd | hebben mismeesterd | hebben mismeesterd | hebben mismeesterd | |||
verleden (v.v.t.) | had mismeesterd | had mismeesterd | had mismeesterd | hadt mismeesterd | had mismeesterd | hadden mismeesterd | hadden mismeesterd | hadden mismeesterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal mismeesterd hebben | zal/zult mismeesterd hebben | zult/zal mismeesterd hebben | zult mismeesterd hebben | zal mismeesterd hebben | zullen mismeesterd hebben | zullen mismeesterd hebben | zullen mismeesterd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou mismeesterd hebben | zou mismeesterd hebben | zou/zoudt mismeesterd hebben | zoudt mismeesterd hebben | zou mismeesterd hebben | zouden mismeesterd hebben | zouden mismeesterd hebben | zouden mismeesterd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm mismeesterd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt mismeesterd | er is mismeesterd | |||||||||
verleden | er werd mismeesterd | er was mismeesterd | |||||||||
toekomend | er zal mismeesterd worden | er zal mismeesterd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou mismeesterd worden | er zou mismeesterd zijn | |||||||||
lijdende vorm mismeesterd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | mismeesterd worden | mismeesterd te worden | ||||||||
toekomend | mismeesterd zullen worden | mismeesterd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | mismeesterd zijn | mismeesterd te zijn | ||||||||
toekomend | mismeesterd zullen zijn | mismeesterd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word mismeesterd | wordt mismeesterd | wordt mismeesterd | wordt mismeesterd | wordt mismeesterd | worden mismeesterd | worden mismeesterd | worden mismeesterd | |||
verleden (o.v.t.) | werd mismeesterd | werd mismeesterd | werd mismeesterd | werdt mismeesterd | werd mismeesterd | werden mismeesterd | werden mismeesterd | werden mismeesterd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal mismeesterd worden | zult mismeesterd worden | zult mismeesterd worden | zult mismeesterd worden | zal mismeesterd worden | zullen mismeesterd worden | zullen mismeesterd worden | zullen mismeesterd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou mismeesterd worden | zou mismeesterd worden | zou/zoudt mismeesterd worden | zoudt mismeesterd worden | zou mismeesterd worden | zouden mismeesterd worden | zouden mismeesterd worden | zouden mismeesterd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben mismeesterd | bent mismeesterd | bent/is mismeesterd | zijt mismeesterd | is mismeesterd | zijn mismeesterd | zijn mismeesterd | zijn mismeesterd | |||
verleden (v.v.t.) | was mismeesterd | was mismeesterd | was mismeesterd | waart mismeesterd | was mismeesterd | waren mismeesterd | waren mismeesterd | waren mismeesterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal mismeesterd zijn | zult mismeesterd zijn | zult mismeesterd zijn | zult mismeesterd zijn | zal mismeesterd zijn | zullen mismeesterd zijn | zullen mismeesterd zijn | zullen mismeesterd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou mismeesterd zijn | zou mismeesterd zijn | zou/zoudt mismeesterd zijn | zoudt mismeesterd zijn | zou mismeesterd zijn | zouden mismeesterd zijn | zouden mismeesterd zijn | zouden mismeesterd zijn |