galant gezelschap aan het minnekozen
  • min·ne·ko·zen

minnekozen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
minnekozen
minnekoosde
geminnekoosd
zwak -d volledig
  1. knuffelen met een seksuele lading
    • De roltrappen die naar die rijkelijke stations voeren, zijn ellenlang. Je hebt er de tijd om uitbundig je geliefde te minnekozen, wat veel Moskovieten, jong en oud, dan ook doen. [4] 
    • Nu hevelt hij Il trovatore over van de 15de naar de 20ste eeuw. Naar de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, om precies te zijn. Daar valt iets voor te zeggen. Manrico mag nog zo verliefd zijn op Leonore, tussen het minnekozen door moet wel worden gevochten. En de jaren tien lijken bij uitstek geschikt voor een frisse, psychoanalytische kijk op het verwrongen karakter van zijn nepmoeder Azucena. [5] 
84 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]