lux
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lux
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lux | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (eenheid) afgeleide SI-eenheid van verlichtingssterkte
- ▸ Oftewel één lux staat gelijk aan één lumen per vierkante meter.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
eenheden van lux in het Nederlands (nld) |
---|
yoctolux • zeptolux • attolux • femtolux • picolux • nanolux • microlux • millilux • centilux • decilux • lux • decalux • hectolux • kilolux • megalux • gigalux • teralux • petalux • exalux • zettalux • yottalux |
Gangbaarheid
- Het woord lux staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lux" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "lux" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Wat is lux?” (20 december 2021) op tralert.com
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Latijn
Uitspraak
- IPA: /ˈluːks/
Woordafbreking
- lux
Zelfstandig naamwoord
lūx v
Uitdrukkingen en gezegden
- lucem videre
- leven (het licht zien)
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | lūx | lūcēs |
genitief | lūcis | lūcum |
datief | lūcī | lūcibus |
accusatief | lūcem | lūcēs |
vocatief | lūx | lūcēs |
ablatief | lūce | lūcibus |