lucemburský

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /lʊtsɛmbʊrskiː/

Woordafbreking

• lu·cem·bur·ský

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Lucemburk met het achtervoegsel -ský

Bijvoeglijk naamwoord

lucemburský

1. (demoniem) Luxemburgs; met betrekking tot het land Luxemburg
2. (demoniem) Luxemburgs; met betrekking tot de Belgische provincie Luxemburg
3. (demoniem) Luxemburgs; met betrekking tot het volk de Luxemburgers
4. (taal) Luxemburgs; met betrekking tot de taal Luxemburgs

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	lucemburský		lucemburská	lucemburské	lucemburští	lucemburské		lucemburská
genitief	lucemburského		lucemburské	lucemburského	lucemburských
datief	lucemburskému		lucemburské	lucemburskému	lucemburským
accusatief	lucemburského	lucemburský	lucemburskou	lucemburské	lucemburské			lucemburská
vocatief	lucemburský		lucemburská	lucemburské	lucemburští	lucemburské		lucemburská
locatief	lucemburském		lucemburské	lucemburském	lucemburských
instrumentalis	lucemburským		lucemburskou	lucemburským	lucemburskými

Hyperoniemen

• evropský

Afgeleide begrippen

• lucembursky (bw.)

Typische woordcombinaties

• Lucemburské velkovévodství o

Verwante begrippen

• Lucemburčan m bezield
• Lucemburčanka v
• Lucembursko o
• lucemburština v

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)