loskopen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van loskopen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | loskopen | los te kopen | ||||||||
toekomend | zullen loskopen los zullen kopen |
te zullen loskopen los te zullen kopen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben losgekocht | te hebben losgekocht | ||||||||
toekomend | losgekocht zullen hebben | losgekocht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
loskopend | losgekocht | ev. koop los |
mv. verouderd koopt los |
kope los (bijzin) loskope | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | koop los | koopt los | koopt los | koopt los | koopt los | kopen los | kopen los | kopen los | |||
verleden (o.v.t.) | kocht los | kocht los | kocht los | kocht los | kocht los | kochten los | kochten los | kochten los | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal loskopen | zult/zal loskopen | zult/zal loskopen | zult loskopen | zal loskopen | zullen loskopen | zullen loskopen | zullen loskopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou loskopen | zou loskopen | zou(dt) loskopen | zoudt loskopen | zou loskopen | zouden loskopen | zouden loskopen | zouden loskopen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | loskoop | loskoopt | loskoopt | loskoopt | loskoopt | loskopen | loskopen | loskopen | |||
verleden (o.v.t.) | loskocht | loskocht | loskocht | loskocht | loskocht | loskochten | loskochten | loskochten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal loskopen los zal kopen |
zult/zal loskopen los zult/zal kopen |
zult/zal loskopen los zult/zal kopen |
zult loskopen los zult kopen |
zal loskopen los zal kopen |
zullen loskopen los zullen kopen |
zullen loskopen los zullen kopen |
zullen loskopen los zullen kopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou loskopen los zou kopen |
zou loskopen los zou kopen |
zou(dt) loskopen los zou(dt) kopen |
zoudt loskopen los zoudt kopen |
zou loskopen los zou kopen |
zouden loskopen los zouden kopen |
zouden loskopen los zouden kopen |
zouden loskopen los zouden kopen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb losgekocht | hebt losgekocht | hebt/heeft losgekocht | hebt losgekocht | heeft losgekocht | hebben losgekocht | hebben losgekocht | hebben losgekocht | |||
verleden (v.v.t.) | had losgekocht | had losgekocht | had losgekocht | hadt losgekocht | had losgekocht | hadden losgekocht | hadden losgekocht | hadden losgekocht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal losgekocht hebben | zal/zult losgekocht hebben | zult/zal losgekocht hebben | zult losgekocht hebben | zal losgekocht hebben | zullen losgekocht hebben | zullen losgekocht hebben | zullen losgekocht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou losgekocht hebben | zou losgekocht hebben | zou/zoudt losgekocht hebben | zoudt losgekocht hebben | zou losgekocht hebben | zouden losgekocht hebben | zouden losgekocht hebben | zouden losgekocht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm losgekocht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt losgekocht | er is losgekocht | |||||||||
verleden | er werd losgekocht | er was losgekocht | |||||||||
toekomend | er zal losgekocht worden | er zal losgekocht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou losgekocht worden | er zou losgekocht zijn | |||||||||
lijdende vorm losgekocht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | losgekocht worden | losgekocht te worden | ||||||||
toekomend | losgekocht zullen worden | losgekocht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | losgekocht zijn | losgekocht te zijn | ||||||||
toekomend | losgekocht zullen zijn | losgekocht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word losgekocht | wordt losgekocht | wordt losgekocht | wordt losgekocht | wordt losgekocht | worden losgekocht | worden losgekocht | worden losgekocht | |||
verleden (o.v.t.) | werd losgekocht | werd losgekocht | werd losgekocht | werdt losgekocht | werd losgekocht | werden losgekocht | werden losgekocht | werden losgekocht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal losgekocht worden | zult losgekocht worden | zult losgekocht worden | zult losgekocht worden | zal losgekocht worden | zullen losgekocht worden | zullen losgekocht worden | zullen losgekocht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou losgekocht worden | zou losgekocht worden | zou/zoudt losgekocht worden | zoudt losgekocht worden | zou losgekocht worden | zouden losgekocht worden | zouden losgekocht worden | zouden losgekocht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben losgekocht | bent losgekocht | bent/is losgekocht | zijt losgekocht | is losgekocht | zijn losgekocht | zijn losgekocht | zijn losgekocht | |||
verleden (v.v.t.) | was losgekocht | was losgekocht | was losgekocht | waart losgekocht | was losgekocht | waren losgekocht | waren losgekocht | waren losgekocht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal losgekocht zijn | zult losgekocht zijn | zult losgekocht zijn | zult losgekocht zijn | zal losgekocht zijn | zullen losgekocht zijn | zullen losgekocht zijn | zullen losgekocht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou losgekocht zijn | zou losgekocht zijn | zou/zoudt losgekocht zijn | zoudt losgekocht zijn | zou losgekocht zijn | zouden losgekocht zijn | zouden losgekocht zijn | zouden losgekocht zijn |