Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Lesbisch


  • les·bisch
  • geoniem, afgeleid van Lesbos met het achtervoegsel -isch, in de betekenis van ‘homoseksueel (gezegd van vrouwen)’ aangetroffen vanaf 1847 [1] [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lesbisch lesbischer
verbogen lesbische lesbischere
partitief lesbisch lesbischers -

lesbisch

  1. (lhbt) homoseksueel van vrouwen
    • Zijn dochter was lesbisch. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]