Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • saf·fisch
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de eigennaam Sapfo   met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen saffisch saffischer -
verbogen saffische saffischere -
partitief saffisch saffischers -

Bijvoeglijk naamwoord

saffisch

  1. (letterkunde) in de stijl van de klassieke Griekse dichteres Sapfo
    • Soms moet zelfs rekening gehouden worden met invloeden uit de volkstalige literatuur. Zo was de anonieme dichter die in de Leidsche Studentenalmanak van 1840 een saffisch vers over wintergenoegens liet plaatsen, schatplichtig aan zowel Horatius als aan Staring, terwijl de net vermelde priester-dichter Emiel Gouffaux sommige Latijnse verzen uitgaf die men naast werk van Gezelle zou kunnen leggen; overigens vervaardigde Gouffaux een Latijnse vertaling van Gezelles gedicht Excelsior, die de goedkeuring van de Westvlaamse dichter wegdroeg. [1]
  2. (figuurlijk) betrekking hebbend op erotiek tussen vrouwen, van een vrouw: erotisch aangetrokken tot andere vrouwen
    • Helaas: tussen "les" en "lesboek" staan geen andere woorden, tussen "saffieren" en "saffraan" ontbreekt het saffisch vermaak en zelfs het woord "pot", dat wel dertien betekenissen kent, vermeldt geen nieuws over lesbianisme. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen