• krui·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kruiden
kruidde
gekruid
zwak -d volledig

kruiden

  1. (kookkunst) specerij bij een gerecht doen
    • Zij kruidde het vlees voor het bakken. 
vervoeging van
kruien

kruiden

  1. meervoud verleden tijd van kruien
    • Wij kruiden. 
    • Jullie kruiden. 
    • Zij kruiden. 

de kruidenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kruid
     Ik scheurde het pakje open, deed de kruiden over de droge mie en begon te knagen.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be