kruiden
- krui·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kruiden |
kruidde |
gekruid |
zwak -d | volledig |
kruiden
- (kookkunst) specerij bij een gerecht doen
- Zij kruidde het vlees voor het bakken.
1. specerij bij een gerecht doen
vervoeging van |
---|
kruien |
kruiden
- meervoud verleden tijd van kruien
- Wij kruiden.
- Jullie kruiden.
- Zij kruiden.
- Wij kruiden.
de kruiden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kruid
- ▸ Ik scheurde het pakje open, deed de kruiden over de droge mie en begon te knagen.[1]
- Het woord kruiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kruiden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be