• krui·den·bo·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord kruidenboter kruidenboters
verkleinwoord kruidenbotertje kruidenbotertjes

de kruidenboterv / m

  1. (voeding) boter waardoor kruiden zijn gemengd
    • Ik eet altijd kruidenboter bij mijn biefstuk. 
    • Eigenaren Gabriël Mutlu en Peter Soet zetten eerst warm brood met oosterse tapenade, tzatziki en kruidenboter op tafel. Alles is vers bereid.[1]  
    • ‘Ribbetjes à volonté met een patat in de schil en dat alles in een gezellig interieur, dat is onze succesformule’, zegt zaakvoerder Ives Vankerckhove. ‘We zijn gekend voor onze goede prijs-kwaliteit. Voor 15,95 euro eet je namelijk spareribs à volonté. Onze huisgemaakte marinade en kruidenboter valt erg in de smaak en afsluiten doen de vaste klanten steevast met een Irish coffee.’ [2] 
  1. Tubantia 01-05-2017
  2. De Standaard 20/05/2016 mmr