Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krui·den·wijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kruidenwijn kruidenwijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kruidenwijnm

  1. (drinken) wijn waaraan kruiden zijn toegevoegd
     Op het dienblad stonden kruidenwijn, vruchtenlikeuren, paddestoeltjes, met karnemelk bereide roggekoekjes, raathoning, mousserende en niet-mousserende mede, appels, verse en geroosterde noten en noten met honing.[1]
     'Het etiket van de glazen fles zegt: 'Spaanse wijn, vruchtenextracten'. Die zijn echt wel aanwezig, wat eerst een medicinale geur van een kruidenmengeling veroorzaakt. Als de sangria wat zuurstof heeft gekregen, komt er in de neus echt wel wijn en gelukkig niet de limonade van andere sangria's. Smaakt naar kruidenwijn, vermoedelijk vooral door de kaneel. Ook muskaatnoot? Warme, zuiderse impressies.'[2]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron
    André Peeters
    “GETEST. Tien sangria's uit de supermark” (23/07/2011), De Standaard