krijten/vervoeging
met krijt tekenen, behandelen, besmeren
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van krijten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | krijten | te krijten | ||||||||
toekomend | zullen krijten | te zullen krijten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekrijt | te hebben gekrijt | ||||||||
toekomend | gekrijt zullen hebben | gekrijt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
krijtend | gekrijt | ev. krijt |
mv. verouderd krijt |
krijte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | krijt | krijt | krijt | krijt | krijt | krijten | krijten | krijten | |||
verleden (o.v.t.) | krijtte | krijtte | krijtte | krijtte | krijtte | krijtten | krijtten | krijtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal krijten | zult/zal krijten | zult/zal krijten | zult krijten | zal krijten | zullen krijten | zullen krijten | zullen krijten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou krijten | zou krijten | zou(dt) krijten | zoudt krijten | zou krijten | zouden krijten | zouden krijten | zouden krijten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekrijt | hebt gekrijt | hebt/heeft gekrijt | hebt gekrijt | heeft gekrijt | hebben gekrijt | hebben gekrijt | hebben gekrijt | |||
verleden (v.v.t.) | had gekrijt | had gekrijt | had gekrijt | hadt gekrijt | had gekrijt | hadden gekrijt | hadden gekrijt | hadden gekrijt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekrijt hebben | zal/zult gekrijt hebben | zult/zal gekrijt hebben | zult gekrijt hebben | zal gekrijt hebben | zullen gekrijt hebben | zullen gekrijt hebben | zullen gekrijt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekrijt hebben | zou gekrijt hebben | zou/zoudt gekrijt hebben | zoudt gekrijt hebben | zou gekrijt hebben | zouden gekrijt hebben | zouden gekrijt hebben | zouden gekrijt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekrijt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekrijt | er is gekrijt | |||||||||
verleden | er werd gekrijt | er was gekrijt | |||||||||
toekomend | er zal gekrijt worden | er zal gekrijt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekrijt worden | er zou gekrijt zijn | |||||||||
lijdende vorm gekrijt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekrijt worden | gekrijt te worden | ||||||||
toekomend | gekrijt zullen worden | gekrijt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekrijt zijn | gekrijt te zijn | ||||||||
toekomend | gekrijt zullen zijn | gekrijt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekrijt | wordt gekrijt | wordt gekrijt | wordt gekrijt | wordt gekrijt | worden gekrijt | worden gekrijt | worden gekrijt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekrijt | werd gekrijt | werd gekrijt | werdt gekrijt | werd gekrijt | werden gekrijt | werden gekrijt | werden gekrijt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekrijt worden | zult gekrijt worden | zult gekrijt worden | zult gekrijt worden | zal gekrijt worden | zullen gekrijt worden | zullen gekrijt worden | zullen gekrijt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekrijt worden | zou gekrijt worden | zou/zoudt gekrijt worden | zoudt gekrijt worden | zou gekrijt worden | zouden gekrijt worden | zouden gekrijt worden | zouden gekrijt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekrijt | bent gekrijt | bent/is gekrijt | zijt gekrijt | is gekrijt | zijn gekrijt | zijn gekrijt | zijn gekrijt | |||
verleden (v.v.t.) | was gekrijt | was gekrijt | was gekrijt | waart gekrijt | was gekrijt | waren gekrijt | waren gekrijt | waren gekrijt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekrijt zijn | zult gekrijt zijn | zult gekrijt zijn | zult gekrijt zijn | zal gekrijt zijn | zullen gekrijt zijn | zullen gekrijt zijn | zullen gekrijt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekrijt zijn | zou gekrijt zijn | zou/zoudt gekrijt zijn | zoudt gekrijt zijn | zou gekrijt zijn | zouden gekrijt zijn | zouden gekrijt zijn | zouden gekrijt zijn |
kreten slaken
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van krijten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | krijten | te krijten | ||||||||
toekomend | zullen krijten | te zullen krijten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekreten | te hebben gekreten | ||||||||
toekomend | gekreten zullen hebben | gekreten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
krijtend | gekreten | ev. krijt |
mv. verouderd krijt |
krijte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | krijt | krijt | krijt | krijt | krijt | krijten | krijten | krijten | |||
verleden (o.v.t.) | kreet | kreet | kreet | kreet | kreet | kreten | kreten | kreten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal krijten | zult/zal krijten | zult/zal krijten | zult krijten | zal krijten | zullen krijten | zullen krijten | zullen krijten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou krijten | zou krijten | zou(dt) krijten | zoudt krijten | zou krijten | zouden krijten | zouden krijten | zouden krijten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekreten | hebt gekreten | hebt/heeft gekreten | hebt gekreten | heeft gekreten | hebben gekreten | hebben gekreten | hebben gekreten | |||
verleden (v.v.t.) | had gekreten | had gekreten | had gekreten | hadt gekreten | had gekreten | hadden gekreten | hadden gekreten | hadden gekreten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekreten hebben | zal/zult gekreten hebben | zult/zal gekreten hebben | zult gekreten hebben | zal gekreten hebben | zullen gekreten hebben | zullen gekreten hebben | zullen gekreten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekreten hebben | zou gekreten hebben | zou/zoudt gekreten hebben | zoudt gekreten hebben | zou gekreten hebben | zouden gekreten hebben | zouden gekreten hebben | zouden gekreten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekreten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekreten | er is gekreten | |||||||||
verleden | er werd gekreten | er was gekreten | |||||||||
toekomend | er zal gekreten worden | er zal gekreten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekreten worden | er zou gekreten zijn | |||||||||
lijdende vorm gekreten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekreten worden | gekreten te worden | ||||||||
toekomend | gekreten zullen worden | gekreten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekreten zijn | gekreten te zijn | ||||||||
toekomend | gekreten zullen zijn | gekreten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekreten | wordt gekreten | wordt gekreten | wordt gekreten | wordt gekreten | worden gekreten | worden gekreten | worden gekreten | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekreten | werd gekreten | werd gekreten | werdt gekreten | werd gekreten | werden gekreten | werden gekreten | werden gekreten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekreten worden | zult gekreten worden | zult gekreten worden | zult gekreten worden | zal gekreten worden | zullen gekreten worden | zullen gekreten worden | zullen gekreten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekreten worden | zou gekreten worden | zou/zoudt gekreten worden | zoudt gekreten worden | zou gekreten worden | zouden gekreten worden | zouden gekreten worden | zouden gekreten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekreten | bent gekreten | bent/is gekreten | zijt gekreten | is gekreten | zijn gekreten | zijn gekreten | zijn gekreten | |||
verleden (v.v.t.) | was gekreten | was gekreten | was gekreten | waart gekreten | was gekreten | waren gekreten | waren gekreten | waren gekreten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekreten zijn | zult gekreten zijn | zult gekreten zijn | zult gekreten zijn | zal gekreten zijn | zullen gekreten zijn | zullen gekreten zijn | zullen gekreten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekreten zijn | zou gekreten zijn | zou/zoudt gekreten zijn | zoudt gekreten zijn | zou gekreten zijn | zouden gekreten zijn | zouden gekreten zijn | zouden gekreten zijn |