koekwous
- koek·wous
- zn [1]: intensiverende samenstelling van koek zn "vergelijk:kletskoek" en wous zn "dom persoon" [1]
- zn [2]: naamwoord van handeling van koekwouzen ww (zonder -en, waarbij de slotmedeklinker stemloos wordt)
- ww: koekwouzen ww zonder de uitgang -en, waarbij de slotmedeklinker stemloos wordt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koekwous | koekwouzen koekwousen |
verkleinwoord | - | - |
de koekwous m
- (scheldwoord) iemand die zich dom gedraagt
- ▸ Marlies van der Graaf zit in haar tuin als ze een in het zwart geklede man voorbij ziet komen. Hij heeft een capuchon over zijn hoofd getrokken, zwaait zijn armen opvallend langs zijn lichaam en loopt wat voorover geboden. ,,Het was echt een koekwous."[2]
- ▸ "Ik kan er toch langs. Dit is een openbare weg, man. Koekwous." In onvervalst Brabants probeert de acteur op het witte doek voorbij een agent te komen.[3]
- (pejoratief) uitspraken waaruit domheid of gebrek aan ernst of kennis blijkt
- ▸ Het woord ‘koekwous’ schoot me te binnen. Arnhems voor ‘dom gelul’, ook prima te gebruiken als naam voor een beweging.[4]
- [1] idioot, mafkees, malloot, sukkel
- [2] kletspraat
vervoeging van |
---|
koekwouzen |
koekwous
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koekwouzen
- Ik koekwous.
- gebiedende wijs van koekwouzen
- Koekwous!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koekwouzen
- Koekwous je?
- Het woord koekwous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ewoud Sanders“Verrekte mongol, verrekte koekwaus” (14 februari 2011) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Hein Eikenaar“Opeens klinkt een schot in rustig Haghorst: ‘Het was echt een koekwous’” (23 april 2020) op bd.nl
- ↑ Weblink bron “'Dit is een openbare weg, koekwous'” (27 november 2008) op bd.nl
- ↑ Weblink bron Marcel van Roosmalen“Koekwous” (10 februari 2015) op nrc.nl