kletspraat
- Geluid: kletspraat (hulp, bestand)
- klets·praat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kletspraat | |
verkleinwoord | kletspraatje | kletspraatjes |
de kletspraat m
- onzin die iemand vertelt
- Deze jongen had weer enorme kletspraatjes uitgekraamt over de wilde avonturen die hij op zijn vakantie had meegemaakt.
- De informatie bestaat voor 90 procent uit gissingen, vermoedens, kletspraat en gekissebis tussen leken die het beter denken te weten dan andere leken. En ergens in die brij zit misschien de oplossing, maar misschien ook niet. [2]
- Het woord kletspraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kletspraat" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Jan Kuitenbrouwer 12 september 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be