knapheid
- knap·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knapheid | knapheden |
verkleinwoord |
de knapheid v
- een mooi, aantrekkelijk uiterlijk
- Waarom slaan we steil achterover van de looks van de ene persoon, maar worden van het uiterlijk van de ander niet warm of koud? En hoe komt het dat je daar ook nog eens van mening over verschilt met die goede vriendin? Want zíj vindt die vent wél heel erg knap. Een aantal Amerikaanse onderzoekers besloot tot op de bodem uit te zoeken hoe het nu echt met knapheid zit. [2]
- Het verschil tussen de dames is het meest duidelijk aan de oppervlakte. Puck is met haar lange ledematen, lelieblanke huid, blauwe ogen en bruine krullen een klassieke schoonheid. Wanneer ik een tijdje weg ben geweest, verrast die knapheid me bij thuiskomst. Waarschijnlijk omdat de donkere wolk boven Puck op dat moment nog geen invloed op me heeft. [3]
- Tot de aanwezige klasgenoten in De Reünie behoren de neefjes Appy en Sally. Oven hen schreef Anne in haar dagboek: Appy was een knappe, slanke, donkere jongen die later een toonbeeld van filmheldigheid geworden is, en die steeds meer bewondering opwekte dan de kleine dikke blonde gezelligaard, met o zoveel humor, die Sally was. Maar ik keek niet naar knapheid, maar hield jarenlang erg veel van Sally. Een tijd lang waren wij veel samen, maar overigens bleef m'n liefde onbeantwoord. [4]
- intelligentie en kundigheid
- „Niemand weet”, schreef Anna Voerman – die niet alleen haar eigen, maar ook de correspondentie van haar man deed – „wat een zelfbeheersching, en hoeveel vastheid van wil er noodig was om zóo te studeeren, 2 volle jaren, zonder één zichtbaar resultaat. Hij heeft studies gemaakt, zóo droog, zóo suf, zóo zonder enige eenige zoogenaamde chic, of knapheid of schilderqualiteiten [...] dat men ze ziende, denken moet: is dat nu werk van ’n Voerman!” [5]
- Maar ook de door haar bewonderde grote dichters uit de oudheid deden het niet voorkomen alsof het allemaal hun eigen knapheid was die ze ertoe bracht de Ilias te schrijven of De rerum natura. [6]
- [1] schoonheid, aantrekkelijkheid, fraaiheid, lieflijkheid, pracht
- [2] slimheid, intelligentie, kundigheid, vaardigheid, bevattingsvermogen
- [1] lelijkheid ,afzichtelijkheid
- [2] domheid, klunzigheid
2. intelligentie
- Het woord knapheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knapheid" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 09 okt. 2015 Wanneer ben je knap en wanneer niet?
- ↑ De Telegraaf 02 sep. 2018 'Mijn twee meiden lijken in niets op elkaar'
- ↑ Het Parool 24 NOVEMBER 2009 Oud-klasgenoten Anne Frank in De Reünie
- ↑ NRC Stefan Kuiper 5 mei 2007 IJssel spoelde Voermans vuile sop weg
- ↑ NRC Marjoleine de Vos 27 december 2002 Hellas en Holland
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be