klif
- klif
- van Middelnederlands clif / clef, in de betekenis van ‘steile bodemverheffing’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1476 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klif | kliffen |
verkleinwoord | klifje | klifjes |
- (geologie) steile hoge rots
- klift (verouderd)
1. steile hoge rots
|
- Het woord klif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klif" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ klif op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "klif" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
klif m
klif m