enkelvoud meervoud
clef clefs

clef

  1. (muziek) sleutel (muziekteken)
  • treble clef, G clef
    • vioolsleutel, g-sleutel
  • bass clef, F clef
    • bassleutel, f-sleutel
  • alto clef, tenor clef
    • altsleutel, tenorsleutel


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  clef     la clef     clefs     les clefs  

clef v

  1. sleutel (slotopener)
  2. sleutel (gereedschap)
  3. sleutel (code voor geheimschriften)
  4. sleutel (muziekteken)
  • clef anglaise
    • Engelse sleutel
  • fermer à clef
    • op slot doen
  • mettre la clef sous la porte
    • met de noorderzon vertrekken
  • mettre sous clef
    • achter slot en grendel doen
  • prendre la clef des champs
    • het hazenpad kiezen (ervandoor gaan)