klavier
- kla·vier
- Van het Middelnederlandse clavier, verder te herleiden tot het Oudfranse clavier en het Latijnse clavis (sleutel, toets) [1]. In de betekenis van ‘toetsenbord’ voor het eerst aangetroffen in 1567.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klavier | klavieren |
verkleinwoord | klaviertje | klaviertjes |
het klavier o
- (informatica), (muziek) toetsenbord (van bijv. een computer of muziekinstrument)
- Hij was het klavier kwijt dus kon hij de computer niet gebruiken.
- (muziek) een reeks van knoppen die voor verschillende toonhoogten zorgen
- De organist was driftig op het klavier aan het slaan.
- (muziek) piano
- (muziek) keyboard
- (techniek) pal of plaatje als onderdeel van een klavierslot dat ervoor moet zorgen dat de goede sleutel in dat slot past
- (techniek) onderdeel van een zethaak
- bladwijzer
- (informeel) hand
- (informeel) gebit
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
te controleren vertalingen
- Het woord klavier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klavier" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ klavier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "klavier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be