klaarleggen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van klaarleggen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | klaarleggen | klaar te leggen | ||||||||
toekomend | zullen klaarleggen klaar zullen leggen |
te zullen klaarleggen klaar te zullen leggen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben klaargelegd | te hebben klaargelegd | ||||||||
toekomend | klaargelegd zullen hebben | klaargelegd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
klaarleggend | klaargelegd | ev. leg klaar |
mv. verouderd legt klaar |
legge klaar (bijzin) klaarlegge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | leg klaar | legt klaar | legt klaar | legt klaar | legt klaar | leggen klaar | leggen klaar | leggen klaar | |||
verleden (o.v.t.) | legde klaar | legde klaar | legde klaar | legde klaar | legde klaar | legden klaar | legden klaar | legden klaar | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klaarleggen | zult/zal klaarleggen | zult/zal klaarleggen | zult klaarleggen | zal klaarleggen | zullen klaarleggen | zullen klaarleggen | zullen klaarleggen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klaarleggen | zou klaarleggen | zou(dt) klaarleggen | zoudt klaarleggen | zou klaarleggen | zouden klaarleggen | zouden klaarleggen | zouden klaarleggen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | klaarleg | klaarlegt | klaarlegt | klaarlegt | klaarlegt | klaarleggen | klaarleggen | klaarleggen | |||
verleden (o.v.t.) | klaarlegde | klaarlegde | klaarlegde | klaarlegde | klaarlegde | klaarlegden | klaarlegden | klaarlegden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klaarleggen klaar zal leggen |
zult/zal klaarleggen klaar zult/zal leggen |
zult/zal klaarleggen klaar zult/zal leggen |
zult klaarleggen klaar zult leggen |
zal klaarleggen klaar zal leggen |
zullen klaarleggen klaar zullen leggen |
zullen klaarleggen klaar zullen leggen |
zullen klaarleggen klaar zullen leggen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klaarleggen klaar zou leggen |
zou klaarleggen klaar zou leggen |
zou(dt) klaarleggen klaar zou(dt) leggen |
zoudt klaarleggen klaar zoudt leggen |
zou klaarleggen klaar zou leggen |
zouden klaarleggen klaar zouden leggen |
zouden klaarleggen klaar zouden leggen |
zouden klaarleggen klaar zouden leggen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb klaargelegd | hebt klaargelegd | hebt/heeft klaargelegd | hebt klaargelegd | heeft klaargelegd | hebben klaargelegd | hebben klaargelegd | hebben klaargelegd | |||
verleden (v.v.t.) | had klaargelegd | had klaargelegd | had klaargelegd | hadt klaargelegd | had klaargelegd | hadden klaargelegd | hadden klaargelegd | hadden klaargelegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal klaargelegd hebben | zal/zult klaargelegd hebben | zult/zal klaargelegd hebben | zult klaargelegd hebben | zal klaargelegd hebben | zullen klaargelegd hebben | zullen klaargelegd hebben | zullen klaargelegd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou klaargelegd hebben | zou klaargelegd hebben | zou/zoudt klaargelegd hebben | zoudt klaargelegd hebben | zou klaargelegd hebben | zouden klaargelegd hebben | zouden klaargelegd hebben | zouden klaargelegd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm klaargelegd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt klaargelegd | er is klaargelegd | |||||||||
verleden | er werd klaargelegd | er was klaargelegd | |||||||||
toekomend | er zal klaargelegd worden | er zal klaargelegd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou klaargelegd worden | er zou klaargelegd zijn | |||||||||
lijdende vorm klaargelegd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | klaargelegd worden | klaargelegd te worden | ||||||||
toekomend | klaargelegd zullen worden | klaargelegd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | klaargelegd zijn | klaargelegd te zijn | ||||||||
toekomend | klaargelegd zullen zijn | klaargelegd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word klaargelegd | wordt klaargelegd | wordt klaargelegd | wordt klaargelegd | wordt klaargelegd | worden klaargelegd | worden klaargelegd | worden klaargelegd | |||
verleden (o.v.t.) | werd klaargelegd | werd klaargelegd | werd klaargelegd | werdt klaargelegd | werd klaargelegd | werden klaargelegd | werden klaargelegd | werden klaargelegd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klaargelegd worden | zult klaargelegd worden | zult klaargelegd worden | zult klaargelegd worden | zal klaargelegd worden | zullen klaargelegd worden | zullen klaargelegd worden | zullen klaargelegd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klaargelegd worden | zou klaargelegd worden | zou/zoudt klaargelegd worden | zoudt klaargelegd worden | zou klaargelegd worden | zouden klaargelegd worden | zouden klaargelegd worden | zouden klaargelegd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben klaargelegd | bent klaargelegd | bent/is klaargelegd | zijt klaargelegd | is klaargelegd | zijn klaargelegd | zijn klaargelegd | zijn klaargelegd | |||
verleden (v.v.t.) | was klaargelegd | was klaargelegd | was klaargelegd | waart klaargelegd | was klaargelegd | waren klaargelegd | waren klaargelegd | waren klaargelegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal klaargelegd zijn | zult klaargelegd zijn | zult klaargelegd zijn | zult klaargelegd zijn | zal klaargelegd zijn | zullen klaargelegd zijn | zullen klaargelegd zijn | zullen klaargelegd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou klaargelegd zijn | zou klaargelegd zijn | zou/zoudt klaargelegd zijn | zoudt klaargelegd zijn | zou klaargelegd zijn | zouden klaargelegd zijn | zouden klaargelegd zijn | zouden klaargelegd zijn |