kazerneren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kazerneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kazerneren | te kazerneren | ||||||||
toekomend | zullen kazerneren | te zullen kazerneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekazerneerd | te hebben gekazerneerd | ||||||||
toekomend | gekazerneerd zullen hebben | gekazerneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kazernerend | gekazerneerd | ev. kazerneer |
mv. verouderd kazerneert |
kazernere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kazerneer | kazerneert | kazerneert | kazerneert | kazerneert | kazerneren | kazerneren | kazerneren | |||
verleden (o.v.t.) | kazerneerde | kazerneerde | kazerneerde | kazerneerde | kazerneerde | kazerneerden | kazerneerden | kazerneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kazerneren | zult/zal kazerneren | zult/zal kazerneren | zult kazerneren | zal kazerneren | zullen kazerneren | zullen kazerneren | zullen kazerneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kazerneren | zou kazerneren | zou(dt) kazerneren | zoudt kazerneren | zou kazerneren | zouden kazerneren | zouden kazerneren | zouden kazerneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekazerneerd | hebt gekazerneerd | hebt/heeft gekazerneerd | hebt gekazerneerd | heeft gekazerneerd | hebben gekazerneerd | hebben gekazerneerd | hebben gekazerneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekazerneerd | had gekazerneerd | had gekazerneerd | hadt gekazerneerd | had gekazerneerd | hadden gekazerneerd | hadden gekazerneerd | hadden gekazerneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekazerneerd hebben | zal/zult gekazerneerd hebben | zult/zal gekazerneerd hebben | zult gekazerneerd hebben | zal gekazerneerd hebben | zullen gekazerneerd hebben | zullen gekazerneerd hebben | zullen gekazerneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekazerneerd hebben | zou gekazerneerd hebben | zou/zoudt gekazerneerd hebben | zoudt gekazerneerd hebben | zou gekazerneerd hebben | zouden gekazerneerd hebben | zouden gekazerneerd hebben | zouden gekazerneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekazerneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekazerneerd | er is gekazerneerd | |||||||||
verleden | er werd gekazerneerd | er was gekazerneerd | |||||||||
toekomend | er zal gekazerneerd worden | er zal gekazerneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekazerneerd worden | er zou gekazerneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekazerneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekazerneerd worden | gekazerneerd te worden | ||||||||
toekomend | gekazerneerd zullen worden | gekazerneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekazerneerd zijn | gekazerneerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekazerneerd zullen zijn | gekazerneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekazerneerd | wordt gekazerneerd | wordt gekazerneerd | wordt gekazerneerd | wordt gekazerneerd | worden gekazerneerd | worden gekazerneerd | worden gekazerneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekazerneerd | werd gekazerneerd | werd gekazerneerd | werdt gekazerneerd | werd gekazerneerd | werden gekazerneerd | werden gekazerneerd | werden gekazerneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekazerneerd worden | zult gekazerneerd worden | zult gekazerneerd worden | zult gekazerneerd worden | zal gekazerneerd worden | zullen gekazerneerd worden | zullen gekazerneerd worden | zullen gekazerneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekazerneerd worden | zou gekazerneerd worden | zou/zoudt gekazerneerd worden | zoudt gekazerneerd worden | zou gekazerneerd worden | zouden gekazerneerd worden | zouden gekazerneerd worden | zouden gekazerneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekazerneerd | bent gekazerneerd | bent/is gekazerneerd | zijt gekazerneerd | is gekazerneerd | zijn gekazerneerd | zijn gekazerneerd | zijn gekazerneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekazerneerd | was gekazerneerd | was gekazerneerd | waart gekazerneerd | was gekazerneerd | waren gekazerneerd | waren gekazerneerd | waren gekazerneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekazerneerd zijn | zult gekazerneerd zijn | zult gekazerneerd zijn | zult gekazerneerd zijn | zal gekazerneerd zijn | zullen gekazerneerd zijn | zullen gekazerneerd zijn | zullen gekazerneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekazerneerd zijn | zou gekazerneerd zijn | zou/zoudt gekazerneerd zijn | zoudt gekazerneerd zijn | zou gekazerneerd zijn | zouden gekazerneerd zijn | zouden gekazerneerd zijn | zouden gekazerneerd zijn |