karamelliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van karamelliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | karamelliseren | te karamelliseren | ||||||||
toekomend | zullen karamelliseren | te zullen karamelliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekaramelliseerd | te hebben gekaramelliseerd | ||||||||
toekomend | gekaramelliseerd zullen hebben | gekaramelliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
karamelliserend | gekaramelliseerd | ev. karamelliseer |
mv. verouderd karamelliseert |
karamellisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | karamelliseer | karamelliseert | karamelliseert | karamelliseert | karamelliseert | karamelliseren | karamelliseren | karamelliseren | |||
verleden (o.v.t.) | karamelliseerde | karamelliseerde | karamelliseerde | karamelliseerde | karamelliseerde | karamelliseerden | karamelliseerden | karamelliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal karamelliseren | zult/zal karamelliseren | zult/zal karamelliseren | zult karamelliseren | zal karamelliseren | zullen karamelliseren | zullen karamelliseren | zullen karamelliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou karamelliseren | zou karamelliseren | zou(dt) karamelliseren | zoudt karamelliseren | zou karamelliseren | zouden karamelliseren | zouden karamelliseren | zouden karamelliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekaramelliseerd | hebt gekaramelliseerd | hebt/heeft gekaramelliseerd | hebt gekaramelliseerd | heeft gekaramelliseerd | hebben gekaramelliseerd | hebben gekaramelliseerd | hebben gekaramelliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekaramelliseerd | had gekaramelliseerd | had gekaramelliseerd | hadt gekaramelliseerd | had gekaramelliseerd | hadden gekaramelliseerd | hadden gekaramelliseerd | hadden gekaramelliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekaramelliseerd hebben | zal/zult gekaramelliseerd hebben | zult/zal gekaramelliseerd hebben | zult gekaramelliseerd hebben | zal gekaramelliseerd hebben | zullen gekaramelliseerd hebben | zullen gekaramelliseerd hebben | zullen gekaramelliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekaramelliseerd hebben | zou gekaramelliseerd hebben | zou/zoudt gekaramelliseerd hebben | zoudt gekaramelliseerd hebben | zou gekaramelliseerd hebben | zouden gekaramelliseerd hebben | zouden gekaramelliseerd hebben | zouden gekaramelliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekaramelliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekaramelliseerd | er is gekaramelliseerd | |||||||||
verleden | er werd gekaramelliseerd | er was gekaramelliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gekaramelliseerd worden | er zal gekaramelliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekaramelliseerd worden | er zou gekaramelliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekaramelliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekaramelliseerd worden | gekaramelliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gekaramelliseerd zullen worden | gekaramelliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekaramelliseerd zijn | gekaramelliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekaramelliseerd zullen zijn | gekaramelliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekaramelliseerd | wordt gekaramelliseerd | wordt gekaramelliseerd | wordt gekaramelliseerd | wordt gekaramelliseerd | worden gekaramelliseerd | worden gekaramelliseerd | worden gekaramelliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekaramelliseerd | werd gekaramelliseerd | werd gekaramelliseerd | werdt gekaramelliseerd | werd gekaramelliseerd | werden gekaramelliseerd | werden gekaramelliseerd | werden gekaramelliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekaramelliseerd worden | zult gekaramelliseerd worden | zult gekaramelliseerd worden | zult gekaramelliseerd worden | zal gekaramelliseerd worden | zullen gekaramelliseerd worden | zullen gekaramelliseerd worden | zullen gekaramelliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekaramelliseerd worden | zou gekaramelliseerd worden | zou/zoudt gekaramelliseerd worden | zoudt gekaramelliseerd worden | zou gekaramelliseerd worden | zouden gekaramelliseerd worden | zouden gekaramelliseerd worden | zouden gekaramelliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekaramelliseerd | bent gekaramelliseerd | bent/is gekaramelliseerd | zijt gekaramelliseerd | is gekaramelliseerd | zijn gekaramelliseerd | zijn gekaramelliseerd | zijn gekaramelliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekaramelliseerd | was gekaramelliseerd | was gekaramelliseerd | waart gekaramelliseerd | was gekaramelliseerd | waren gekaramelliseerd | waren gekaramelliseerd | waren gekaramelliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekaramelliseerd zijn | zult gekaramelliseerd zijn | zult gekaramelliseerd zijn | zult gekaramelliseerd zijn | zal gekaramelliseerd zijn | zullen gekaramelliseerd zijn | zullen gekaramelliseerd zijn | zullen gekaramelliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekaramelliseerd zijn | zou gekaramelliseerd zijn | zou/zoudt gekaramelliseerd zijn | zoudt gekaramelliseerd zijn | zou gekaramelliseerd zijn | zouden gekaramelliseerd zijn | zouden gekaramelliseerd zijn | zouden gekaramelliseerd zijn |