Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ra·mel·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
karamelliseren

karamelliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van karamelliseren
    • Ik karamelliseerde. 
    • Jij karamelliseerde. 
    • Hij, zij, het karamelliseerde.