kamperen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van kamperen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kamperen | te kamperen | ||||||
toekomend | zullen kamperen | te zullen kamperen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekampeerd | te hebben gekampeerd | ||||||
toekomend | gekampeerd zullen hebben | gekampeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
kamperend | gekampeerd | ev. kampeer |
mv. verouderd kampeert |
kampere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | kampeer | kampeert | kampeert | kampeert | kampeert | kamperen | kamperen | kamperen | |
verleden (o.v.t.) | kampeerde | kampeerde | kampeerde | kampeerde | kampeerde | kampeerden | kampeerden | kampeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal kamperen | zult/zal kamperen | zult/zal kamperen | zult kamperen | zal kamperen | zullen kamperen | zullen kamperen | zullen kamperen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kamperen | zou kamperen | zou(dt) kamperen | zoudt kamperen | zou kamperen | zouden kamperen | zouden kamperen | zouden kamperen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekampeerd | hebt gekampeerd | hebt/heeft gekampeerd | hebt gekampeerd | heeft gekampeerd | hebben gekampeerd | hebben gekampeerd | hebben gekampeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gekampeerd | had gekampeerd | had gekampeerd | hadt gekampeerd | had gekampeerd | hadden gekampeerd | hadden gekampeerd | hadden gekampeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekampeerd hebben | zal/zult gekampeerd hebben | zult/zal gekampeerd hebben | zult gekampeerd hebben | zal gekampeerd hebben | zullen gekampeerd hebben | zullen gekampeerd hebben | zullen gekampeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekampeerd hebben | zou gekampeerd hebben | zou/zoudt gekampeerd hebben | zoudt gekampeerd hebben | zou gekampeerd hebben | zouden gekampeerd hebben | zouden gekampeerd hebben | zouden gekampeerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gekampeerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gekampeerd | er is gekampeerd | |||||||
verleden | er werd gekampeerd | er was gekampeerd | |||||||
toekomend | er zal gekampeerd worden | er zal gekampeerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gekampeerd worden | er zou gekampeerd zijn |