kampeert
- kam·peert
vervoeging van |
---|
kamperen |
kampeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kamperen
- Jij kampeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kamperen
- Hij kampeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kamperen
- Kampeert!
- Het woord kampeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.