• kam·peert
vervoeging van
kamperen

kampeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kamperen
    • Jij kampeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kamperen
    • Hij kampeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kamperen
    • Kampeert!