Een kalmoesplant.
  • kal·moes
  • Ontleend aan het Latijnse calamus ("riet, rietstengel").
enkelvoud meervoud
naamwoord kalmoes -
verkleinwoord - -

de kalmoesm

  1. (bloemplanten) Acorus calamus   een vaste moerasplant uit de familie Acoraceae  , waarvan de wortelstok als smaakmaker dient. De plant heeft een stevige, lange wortelstok met zachte wortels. De wortelstok kruipt dicht langs het grondoppervlak. Deze produceert tot één meter lange, zwaardvormige, rechtopstaande bladeren en een alleenstaande, rechtopstaande bloemstengel. De vorm van de bloemstengel lijkt op die van het blad. Aan de bloemstengel groeit de bloeikolf, die uit de zijkant van de stengel lijkt te komen. De bloeikolf bestaat uit dicht opeen staande, kleine, geelgroene bloemen. De vruchten zijn rode bessen met meerdere zaden. De plant vermeerdert zich niet alleen via geslachtelijke voortplanting maar kan zich ook via vegetatieve voortplanting vermeerderen door onderaardse uitlopers die uit de wortelstok ontspringen
64 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[1]
  • [1] kalmoes in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] kalmoes op Wikidata  
  • [1] kalmoes op "Wilde planten in Nederland en België"
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be