bessen
- bes·sen
de bessen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bes
- aalbessengelei, aalbessenjam, aalbessenjenever, aalbessensap, aalbessensaus, aalbessenstruik, aalbessenwijn, bessengelei, bessensap, bessensaus, bessenstruik, bessentaart, bosbessensaus, braambessenstruik, jeneverbessenstruik, rodebessensap
- Het woord bessen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bessen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be