• bloe·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bloemen
bloemde
gebloemd
zwak -d volledig

bloemen [1]

  1. (kookkunst) onovergankelijk bloemig (kruimelig) worden (aardappelen)

de bloemenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bloem
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]