gebloemd
- ge·bloemd
- bn: pseudodeelwoord afgeleid van bloem zn met het omvoegsel ge- -d [1]
- ww: vervoeging van bloemen: de stam met omvoegsel ge- -d
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gebloemd | gebloemder | gebloemdst |
verbogen | gebloemde | gebloemdere | gebloemdste |
partitief | gebloemds | gebloemders | - |
gebloemd
- met bloemversieringen
- Zij keek in een kleine lichte hal waar bloemen stonden en een grote palm, en uit een keuken waar het lekker rook naar koffie en vers gebakken koekjes kwam Miss Emily Brocker gelopen in een gebloemd keukenschort, en omhelsde haar.[2]
1. met bloemversieringen
vervoeging van: | bloemen… |
verbogen vorm: | gebloemde |
gebloemd
- voltooid deelwoord van bloemen
- Het woord gebloemd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebloemd" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ An Rutgers van der Loeff, "Rossy, dat krantenkind" (1952)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be