Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /jɛdnɔtniː/
Woordafbreking
  • jed·not·ný
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord jednota met het achtervoegsel -ný

Bijvoeglijk naamwoord

jednotný

  1. uniform, eenheids-; met betrekking tot uniformiteit
    «Všechny kapitoly knihy by měly mít jednotný vzhled.»
    Alle hoofdstukken van het boek zouden een uniform uiterlijk moeten hebben.
  2. (taalkunde) een-, enkel-
Verbuiging


Synoniemen
  1. uniformní, shodný, stejný, týž
Antoniemen
  1. odchylný, odlišný, rozdílný, rozmanitý
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • jednotné číslo oenkelvoud
  • jednotný trh monbezieldgemeenschappelijke markt
Verwante begrippen

Verwijzingen