inwerken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inwerken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inwerken | in te werken | ||||||||
toekomend | zullen inwerken in zullen werken |
te zullen inwerken in te zullen werken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingewerkt | te hebben ingewerkt | ||||||||
toekomend | ingewerkt zullen hebben | ingewerkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inwerkend | ingewerkt | ev. werk in |
mv. verouderd werkt in |
werke in (bijzin) inwerke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | werk in | werkt in | werkt in | werkt in | werkt in | werken in | werken in | werken in | |||
verleden (o.v.t.) | werkte in | werkte in | werkte in | werkte in | werkte in | werkten in | werkten in | werkten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inwerken | zult/zal inwerken | zult/zal inwerken | zult inwerken | zal inwerken | zullen inwerken | zullen inwerken | zullen inwerken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inwerken | zou inwerken | zou(dt) inwerken | zoudt inwerken | zou inwerken | zouden inwerken | zouden inwerken | zouden inwerken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inwerk | inwerkt | inwerkt | inwerkt | inwerkt | inwerken | inwerken | inwerken | |||
verleden (o.v.t.) | inwerkte | inwerkte | inwerkte | inwerkte | inwerkte | inwerkten | inwerkten | inwerkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inwerken in zal werken |
zult/zal inwerken in zult/zal werken |
zult/zal inwerken in zult/zal werken |
zult inwerken in zult werken |
zal inwerken in zal werken |
zullen inwerken in zullen werken |
zullen inwerken in zullen werken |
zullen inwerken in zullen werken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inwerken in zou werken |
zou inwerken in zou werken |
zou(dt) inwerken in zou(dt) werken |
zoudt inwerken in zoudt werken |
zou inwerken in zou werken |
zouden inwerken in zouden werken |
zouden inwerken in zouden werken |
zouden inwerken in zouden werken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingewerkt | hebt ingewerkt | hebt/heeft ingewerkt | hebt ingewerkt | heeft ingewerkt | hebben ingewerkt | hebben ingewerkt | hebben ingewerkt | |||
verleden (v.v.t.) | had ingewerkt | had ingewerkt | had ingewerkt | hadt ingewerkt | had ingewerkt | hadden ingewerkt | hadden ingewerkt | hadden ingewerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingewerkt hebben | zal/zult ingewerkt hebben | zult/zal ingewerkt hebben | zult ingewerkt hebben | zal ingewerkt hebben | zullen ingewerkt hebben | zullen ingewerkt hebben | zullen ingewerkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingewerkt hebben | zou ingewerkt hebben | zou/zoudt ingewerkt hebben | zoudt ingewerkt hebben | zou ingewerkt hebben | zouden ingewerkt hebben | zouden ingewerkt hebben | zouden ingewerkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingewerkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingewerkt | er is ingewerkt | |||||||||
verleden | er werd ingewerkt | er was ingewerkt | |||||||||
toekomend | er zal ingewerkt worden | er zal ingewerkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingewerkt worden | er zou ingewerkt zijn | |||||||||
lijdende vorm ingewerkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingewerkt worden | ingewerkt te worden | ||||||||
toekomend | ingewerkt zullen worden | ingewerkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingewerkt zijn | ingewerkt te zijn | ||||||||
toekomend | ingewerkt zullen zijn | ingewerkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingewerkt | wordt ingewerkt | wordt ingewerkt | wordt ingewerkt | wordt ingewerkt | worden ingewerkt | worden ingewerkt | worden ingewerkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingewerkt | werd ingewerkt | werd ingewerkt | werdt ingewerkt | werd ingewerkt | werden ingewerkt | werden ingewerkt | werden ingewerkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingewerkt worden | zult ingewerkt worden | zult ingewerkt worden | zult ingewerkt worden | zal ingewerkt worden | zullen ingewerkt worden | zullen ingewerkt worden | zullen ingewerkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingewerkt worden | zou ingewerkt worden | zou/zoudt ingewerkt worden | zoudt ingewerkt worden | zou ingewerkt worden | zouden ingewerkt worden | zouden ingewerkt worden | zouden ingewerkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingewerkt | bent ingewerkt | bent/is ingewerkt | zijt ingewerkt | is ingewerkt | zijn ingewerkt | zijn ingewerkt | zijn ingewerkt | |||
verleden (v.v.t.) | was ingewerkt | was ingewerkt | was ingewerkt | waart ingewerkt | was ingewerkt | waren ingewerkt | waren ingewerkt | waren ingewerkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingewerkt zijn | zult ingewerkt zijn | zult ingewerkt zijn | zult ingewerkt zijn | zal ingewerkt zijn | zullen ingewerkt zijn | zullen ingewerkt zijn | zullen ingewerkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingewerkt zijn | zou ingewerkt zijn | zou/zoudt ingewerkt zijn | zoudt ingewerkt zijn | zou ingewerkt zijn | zouden ingewerkt zijn | zouden ingewerkt zijn | zouden ingewerkt zijn |