Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·werkt

Werkwoord

vervoeging van
inwerken

inwerkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwerken
    • ... dat jij inwerkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inwerken
    • ... dat hij inwerkt.