invallen
- in·val·len
- samenstelling van in bw en vallen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
invallen |
viel in |
ingevallen |
klasse 7 | volledig |
invallen
- ergatief vallend iets binnengaan
- Hij viel de kuil in.
- ergatief iemands plaats tijdelijk innemen, bijvoorbeeld wanneer deze verhinderd is
- Hij is voor haar ingevallen.
- ergatief plotseling verschijnen
- Ik kon door die typefout niet uitmaken of de vorstin gevallen of de vorst ingevallen was.
- [2] uitvallen
1 vallend iets binnengaan
2 iemands plaats tijdelijk innemen
de invallen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord inval
- Het woord invallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "invallen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be