sustituir
- sus·ti·tuir
sustituir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sustituir |
sustituía |
sustituido |
volledig |
- onovergankelijk vervangen, in de plaats komen van
- invallen voor, waarnemen voor
- overgankelijk vervangen, substitueren
- invallen voor, waarnemen voor
- [1] reemplazar, substituir
- [2] suplir
- sustituir in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española